August 14, 2006

Sprookjes: Decor Lazio

Sprookjes: Décor : Lazio, herfst, betrekkelijk recent


De kwetsbaarheid van Elise begrijp ik nu pas. Hoe het voor haar moet zijn geweest als studente – amper 24 zoals ik er nu 26 word. Hoe ze vanaf het begin feilbaar was tegenover haar minnaar. Waar eigenlijk alles nog perfect hoort te zijn van beide kanten. Ik stel me voor hoe ze zich in zijn lessen moet hebben gevoeld. Haar geheim lief voor de klas, en zij duidelijk de minder capabele. Tegenover Vercammen dan nog – mogelijk de strengste van the lot, met zijn bijna Maoïstisch harde kritiek. En daar zit ik dan, in een provinciestad bij Rome, en stel me voor hoe hij me les zou geven. Ik mag er niet aan denken.

De hotelkamer ruikt een beetje naar hem. Het doet me de geur van mijn eigen kamer missen, thuis. Ik voel me, nu dit alles meer blijkt dan pure frivoliteit, licht bedreigd. De neiging enerzijds dichterbij te komen, want ik heb behoefte aan warmte, anderzijds is het zo onwennig met twee dat ik er zo vandoor zou gaan.

Zoals vanmorgen. Wakker worden in de lichte claustrofobie van de hotelkamer. Een vreemd lichaam naast me dat veel te dichtbij voelt en de herinnering aan gisteren kloppend in mijn hoofd. Ik hou me slapend, zodat ik hem niet moet kussen, strelen, hij wil misschien zelfs meer. Door mijn wimpers bekijk ik hem stiekem. Zijn lijf is compact, een voetballerslijf. Ik zie graag de David van Michelangelo. Hier krijg ik wat schrik van. Hij heeft een olijfhuid, veel haar op zijn armen, maar zijn borst week en bijna glad.

Meer dan pure frivoliteit en dus daarom juist de neiging om dat te respecteren. Juist de neiging om die rol te spelen. Juist de hardheid nog even in stand te houden. Gewoon de hardheid van diamant of parels, formeel en schitterend. En proper. Het schoot bij mij al niet over met de aantrekking. Maar dat wil hij juist niet, hij wil dichterbij.

___

Ze zijn compleet anders. Dirk is een man die zacht met me is, wanneer ik lach met mijn ogen dicht me kust. Geen oorlogen. Ik voel haast geen angst. Hij heeft toegegeven dat hij lichtjes manipulatief is. Als ik erop let moet het wel lukken. Verder – qu’en sais-je? Misschien is hij toch wat ik dacht. Misschien - ach, heeft geen zin om daarover te denken.

Ik kijk over de huizen van R en herinner me hoe mooi het was die aardewerken kleuren van Italië voor het eerst te zien. Hoe mooi erop terug te kijken, op die eerste keer. De meisjes van de stad hangen samen met me over de reling van het marktplein en kraken met Italiaanse terracotta stemmetjes, braken het gesnater over de stad heen zonder ze te zien. In het frivole van hun gekwek hoor je al het geklaag van de verdorde besjes die ze binnen 60 jaar zijn, bes of dood. Doordat het buitenland is, kan ik me de illusie veroorloven dat ik niet sterf. Er staan aluminium dakvensters tussen de gebakken pannen. Binnenkort is het te herkenbaar en ga ik ook hier dood.

___

Hij ruikt als een Italiaan, Dirk. Die eerste keren was zijn geur me te vreemd, te sterk, te bronstig mannelijk. Ik rook hem en deinsde wat terug. Gisteren dacht ik, ach verdomme, het moet toch gebeuren, waarom niet nu? Niet het beste idee. Maar de geur wolkt me tegemoet uit de kleerkast en ik kan ertegen – als een vertrouwd laken waarvan je weet hoe het voelt – het verbaast me. Aan zijn lach ben ik nog niet gewend. Hij lacht constant. Zelfs als hij zich niet goed voelt. Dan wordt het een vreemde lach. Ik lach dan niet, doe hoogstens alsof er niets is. Ik zal wel wennen.

Zijn lach is bijna nooit helemaal echt. Hij lacht ook als hij spelletjes speelt (ik hoop dat dat eruit groeit). Of ik Ivo De Leeuw kende. Ja. Ja, dat had Ivo hem gezegd (maar hij vraagt het toch). Wat Ivo hem gezegd had. Lange benen, blond, opvallend. En dan nadenken en “Wild”. Hoera. Hij lachte. Zijn lach is echter wanneer hij gemeen is. Ik had bijna gemeender geschreven. Gemener – gemeender. Het is nog zijn soort humor ook.

Rewind één week terug. Yolande zegt me te gaan en is opgewonden als een speelse 25jarige, als ik. Dat ze zulke dingen ook had gedaan zelf. Dat ze ervan had genoten. Dat ik me moet voorbereiden en me gedragen als een prinses. Dat ik mijn best zou doen (tienermeisjesgegiechel, 1 van 60, 1 van 25). Als een prinses. Ze laat het klinken naar Anita Ekberg in La Dolce Vita. Misschien is het dat ook. Ik merk het dinsdag wel.

We merken het dinsdag wel. De zin duikt als een subtiel Leitmotiv op, maar soms houden we ons er niet aan, hij net zo goed als ik. Als dat zo doorgaat gaan we mekaar nog echt graag zien, zegt hij, stilstaand bij een stuk groeve aan de expressweg, en na een geschrokken stilte zeg ik dat we zullen zien wat er komt, het klinkt geruststellend hoop ik, en hij stemt in. Die avond begin ik een zin met “Lief” en het blijft in de lucht hangen als een bom. Heb ik het uit gewoonte gezegd? Hij verstrakt en doet alsof er niets aan de hand is. Ik voel me op mijn plaats gezet. Hij neemt blijkbaar liever zelf het initiatief, houdt ervan dat ik het laten slepen tussen ons, twijfel, probeer en weer terugstap. Ergens komt dat me uit, want zo ben ik vaak. Het vraagt wennen. Ik merkte dat hij mij bruusk vond, gisteren. Ik bedoelde het gewoon vrolijk. Ik bèn uitgelaten. Maar misschien heeft hij gelijk. Op sommige vlakken ben ik misschien al zo aangepast dat ik bruuskeer.

____

Zit op het marktplein in R. Valavond.
SMSen van W.
Het is voorbij. Als dit blijft duren komt het ook nooit meer terug. Zijn tegenovergestelde manier van me hanteren. W forcerend, op zoek naar grenzen, zover als hij me kan krijgen. Behendig. Bijna een spel, maar subtieler en gracieuzer. Bijna-pijn, bijna-marmer op graniet in plaats van vlees op vlees, graniet op mijn huid. Bijna-object en duwend tot bijna het breekpunt. En soms ervoorbij.

Iets in mij vraagt als een kind, trekkend aan de mouw van een volwassene, om dit als onherroepelijke afsluiting te mogen zien, alsjeblieft, nooit een weg terug daarheen, want het is prettig om niet op mijn qui-vive te moeten zijn, misschien kan dit nu veilig zijn.

Wildheid is mijn natuur, dat is waar. Ivo De Leeuw had gelijk – maar alleen als er geen reden tot angst is. Hij moet het gemerkt hebben zonder het ooit te zien. Soms barst ik los, kan zelf niet eens voorspellen wanneer. Is dat nu fout? Je zou het gaan geloven. Te. Wild. Emile zei het soms in bed, en aan de punten tussen zijn woorden kon ik horen dat het hem eigenlijk irriteerde.

Alsof een meisje als ik zou mogen/ moeten/ willen hopen op een partner voor het leven. Yolande was wellicht nét doorsnee genoeg, maar ik?

Zware onweerlucht. Heb te weinig/ onregelmatig/ naar Italiaanse tijdstippen aangepast gegeten. Net een Campari soda besteld, hij zet het neer op zo’n klein servet, ernaast een chipspotje, met als grote voordeel dat ik weet wat Campari soda in het Italiaans is, nl. hetzelfde.

Het plein gonst. De alcohol begint heel stilaan naar mijn hoofd te glijden. Het plein brult.

De Italianen zijn zo geruststellend in hun conservatieve gewoonten. Angelo en zijn vrienden komen mekaar “puur per toeval” tegen om 5 voor 7, zijn vrouw perfect gecoördineerd in het beige van haar haar en huid, het roze van lippen, jasje, half topje, tas, horloge, en het zwart van haar andere topjeshelft in haar uitgegroeide haarwortels.

___

Op een hotelkamer in Italië. Elke hotelkamer is hetzelfde. Elke in de categorie waarin ik zit. Crew-categorie. Gast nu, op niet al te hoog niveau. Toerist in voor toeristen goede hotels.

Een focaccia met vulling gegeten. In het meest gebroken Italiaans erover praten met het meest ongerijmde blauw in Italiaanse ogen, in mijn achterhoofd licht triest over hoe Dirk de Indische aanhaalt puur zonder aanleiding. Ze doet hem niets, het klinkt te berekend. Ik zie hem kijken naar mijn reactie. Daarom zegt hij het. Dat hoort niet zo. Dat doe je anders, je m’imagine.

Hij heeft zin in me, zegt hij, en na een tijd zeg ik dat ik zin in hem heb. Wat ik denk en voel is eigenlijk dit: Ik heb zin maar niet in jou. Ik ben bloednerveus en na een dag afwezigheid voel je een stuk minder dichtbij dan in de auto gisteren.
___

Ave Caesar, morituri te salutant. En ik denk “ach, dat zijn we allemaal”. Niet zonder eerst een flinke initiële schrik. En meteen erachter de gedachte “Ik wil niet sterven”.

Vandaag dag 1 samen. Hij moet niet meer naar voordrachten luisteren. Het zal me benieuwen. Of we dit zwanenballet van beleefdheid blijven volgen. Dan bijna-sex, en dan stopt de tederheid. Slaap jij altijd alleen? Ik niet. Ik heb een éénpersoonsbed genomen omdat ik niet meer ver weg wou liggen.

Ik vraag het hem toch, na een namiddag weer wennen aan mekaar en dan, zacht, kussen en mekaar dingen vragen en vertellen, aarzelend van beide kanten. Hoeveel kosten zijn er aan deze man? Hij zegt zin te hebben in met me vrijen, voor de zoveelste keer, en ik vraag me af hoe vaak hij het nog moet zeggen om mijn laatste resistentie te breken en het W/ Ilse- verhaal te doen. Hij zegt me dat hij moet oppassen of hij hecht zich aan me, en ik denk “zeg je eigenlijk dat ik moet oppassen om me niet aan je te hechten?” Hij streelt me en ik vraag me af of hij een jonge nog onbekende vrouw streelt, of mij, en echt wil weten wie ik ben. Of hij vakantie streelt, of een te ontdekken mysterie, of een vervanging voor zijn vrouw: puzzelstukje weg, puzzelstukje nieuw.

Wat Ann zal vinden. Wat Yolande zal vinden. Zij zal het schitterend vinden. Haar verhaal over Roger en zij, opulente feesten toen ze op het kasteel d’Ursel woonden, dan weer geldgebrek en warmoes plukken in de velden.

In Castel del Tora. Of zoiets. Wat maakt het nog uit. Ik heb teveel salami en kaas en vers wit Italiaans brood gegeten en het zwelt in mijn maag tussen de Ferrarelle. Ik zit aan het stuwmeer en mijn rug brandt-bruint in de zon. Schrijven. Bellen blazen. Zitten. Niks meer. Hij heeft moeite om mij gerust te laten. Als een kind naar aandacht.

Donkere kleuren. Donkere dichte bosheuvels. Stroef woud. Aarde. Hij heeft al gezegd dat hij dit het mooiste stukje Italië vindt. Het stoot me af. Ik vind het niet eens Italiaans. Duitsland. Donkere zon. Zelfs het wit van de huizen is dof bijna-wit. Als een voortuin van de hel. De Romeinen hadden zo’n stugge donkere god van de hel, een smid met ruwe handen. Een vent in dierenvellen met dik donker haar, zwart van het vuur. Blacksmith, zeggen de Engelsen. Hier in dit stuwmeer trekt hij me de dood in.

In een voorstad van Rome. Moe van de pittoreskheid. Hij bezingt elke andere heuvel. Ik kan niet meer. Ik wil niet meer kirren voor een vergezicht. Moe van het rijden. Verliefd? Te moe om erover na te denken. Geen zin om na te denken. Eten slapen vliegtuig stilte. Moe. Plastic eten. Solo slapen. Stilte.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home