August 21, 2003

Pillow Book: Volgens hem is het normaal

Pillow Book, 2003-08-21

Volgens hem is het normaal dat het slecht met ons gaat. Dat hoort bij kunstenaar zijn. Ik voel me net als een bes aan zijn tak, aangestoken door hem, die nu rijpheid uitademt maar ook al een vleug verderf, ziekte en nabije dood door dat diep donker maken, scheppen, iets uit niets. Of uit ons. Hij gaat me leegzuigen, want alles wat mooi en zacht aan me is wil hij niet. Al mijn vrouwelijkheid gaat hij in zijn kunst pompen, zo diep dat ik er onherroepelijk in zal opgaan.

August 17, 2003

Pillow Book: Typing with my middle finger

Pillow Book: 2003-08-17

Lieve V,

Morgen hebben we afgesproken. Het is al mijn zesde slapeloze nacht, ik gebruik de hitte als excuus. Je probeerde me te bellen, ik nam op, het was prettig. Ik zei je nochtans weg te blijven. Ik ken mezelf toch? Ik verlaat. Het is iets wat ik doe. Maar we hebben afgesproken, je zet me schaak te zetten met steeds weer de juiste zin, een gebaar, een lachje.

“Wees voorzichtig”, denk ik, dat zou ik je kunnen zeggen. Zo truttig als babyroze, verdomme. Hoezo voorzichtig – oh ze is zo gevoelig, hertenoog, hartepit, christ, ik begin er met mijn middelvinger van te typen verdomme. Deze nonsens moet stoppen, voor ik week word over je, gedaan met de zachtheid: het moet stoppen en wel nu.

August 15, 2003

Pillow Book: Monoloog stukje #

Pillow Book: 2003-08-15

[Monoloog stukje # : zeer klassiek shot, vrouw onder spot, planken onder vrouw, verder donker]

Als iemand me nu slachtte en een ander meisje begon? Ik kan dat niet, liefde, ik moet het verleerd zijn. Er is iets doorgebrand in het contact. Er zit nu een stuk verkoolde asse in mijn hoofd, en de stukjes brokkelen af en vliegen rond tot ze als infecties op het visceuse oppervlak van de nog werkende zenuwbanen blijven hangen en de levende vochtigheid ervan opzuigen zodat ook dat stuk verdort en afsterft, en zo verder bedervend als aangetaste tanden naast mekaar zoals we dat zagen op de voorlichtingsfilmpjes van de medische controle op school.

Van veraf was het heel aantrekkelijk, tot ik hem leerde kennen en van dichtbij niets meer voelde, tot alleen nog een onrust achterbleef omdat ik voelde dat er nog iets bestaat achter die muur in mij, onder die vacuüm getrokken ruimte in mijn gedachten. Ik heb hem gezegd dat ik hem beter niet meer zie, hij is verward en boos weggegaan. Nu is de stolp opgeheven en komt het verdriet vrij om de liefde die ik nooit heb gevoeld.

[huilen, bijeenkruipen, dan geluid van passen. Persoon kijkt op, staat ietwat gegeneerd op, stoft kleren af met af en toe blik naar opzij, dan af]