March 20, 2004

Pillow Book: Mijn tien dagen zijn bijna rond (maar goed ook)

Pillow Book: 2004-03-20


Mijn tien dagen zijn bijna rond, maar goed ook. Zsuzsanna gisteren, mijn meisje, toen hij haar ontmoette was hij wel charmant hoor. Gelukkig vond ze hem maar niks, haar donkere ogen blikdicht naar hem zoals ze mij zo open en kinderlijk en sprankelend kunnen aankijken. Bien fait pour sa gueule arrogante. Vandaag loopt hij natuurlijk nog meer te briesen. Hij heeft niet eens door hoe hij zijn irritatie over mij tentoonspreidt. Net een kwaaie stier, zwijgend, briesende neusgaten en een colère waardoor ik me in hoekjes van zijn appartement druk wanneer hij voorbijkomt. Vreemd dat het me nog zo raakt. Het zou me ziek maken als ik langer bleef. Enfin, gelukkig kan ik van hem weglopen; weer iemand.

Ik voel me trouwens ziek. Als het niet door hem is dan door het eten. De kost is hier om ziek van te worden, zo vet, vuiligheid, ik kan er niet tegen. Een curry-kokos-soep vraag ik, het klinkt smakelijk en licht, en dat in Oostenrijk, het doet lichtjes euforie door mijn bloed tintelen. De bol die ik krijg is gekookte crème fraîche met sojascheuten erin, een vage smaak van curry en kokos, ik drink het en zeg mezelf “hetisnietzwaarhetismaarsoep”, het is nog minder te verteren dan een schnitzel verdomme, smeerlapperij, halverwege verkrampt mijn maag en moet ik naar het toilet rennen om over te geven.

Daarna met buikpijn naar het MuseenViertel.

Auch ich habe mich gefragt, ob ich nicht etwas verkaufen und im Leben Erfolg haben könnte. Al een hele tijd dien ik nergens toe. Ik ben 40 jaar oud. Het idee is me ingevallen, iets onnuttig uit te vinden, en ik toog meteen aan de slag. Na drie maanden heb ik mijn productie aan Ph. Edouard Toussaint getoond, eigenaar van de galerie St. Laurent. Maar dat is kunst, zei hij, en ik zou het graag tentoonstellen. In orde, antwoordde ik hem. Als ik iets verkoop, zal hij 30% houden. Dat schijnt normaal te zijn. Sommige galerieën houden 75% in. Waarom gaat het? Inderdaad om objecten.
Marcel Broodhaers

March 17, 2004

Pillow Book: Aan Tim uit Wenen (#2)

Pillow Book, 2004-03-17

Ik schreef je gisteren over de stad waardoor ik op het scherp van de snede leef met Stefan. Hier loopt het altijd weer scheef. Ik heb het door nu: ik ben zo anders. Als hij me in zijn eigen setting ziet durft hij het niet meer aan. Opeens ben ik te flamboyant en te levendig. Het is elke keer een slag in mijn gezicht. Ik blijf als Belgische meer in een nette rol dan mijn Weens getogen – en dus overcorrect opgebracht – exlief. Hij beent zwijgzaam rond, en als hij al spreekt smijt hij de woorden in mijn gezicht alsof hij een nest serpenten voert. Ik doe alsof er niets aan de hand is, ben wat stiller maar wil me beleefd houden, ik ben tenslotte op bezoek. Het maakt hem alleen nog wrokkiger en giftiger. Mij maakt het kapot vanbinnen. Met hem slapen is het enige dat werkt. En dat doe ik niet.

March 16, 2004

Pllow Book: Aan Tim uit Wenen

Pillow Book, 2004-03-16

Lieve Tim,



Dacht dat het kaartje Rodin was, maar valt ff tegen. Ze is toch mooi hé?
Voor mij is dat meisje waar Wenen voor staat. “Take this Waltz” van Leonard Cohen komt spontaan in me op. Zachte melancholie en dingen die blinken als marmer en goudbeslag, maar gaandeweg zijn gaan verstoffen en verstikken.
De stad heeft andere gezichten ook. Er is de saaiheid, de simpele andere kant van de verstilde medaille die de bewoners bange mensen maakt. Rigide als hun eigen stad durven ze niet afwijken van dat pad dat al eeuwen nauwelijks verandert. Hun korset is versteend tot een harnas. Zonder revolte blijven ze bang vechten om hun plekje in de orde en neerkijken op steeds hetzelfde: al het andere. Klassieke muziek, status, belezenheid omdat het moet en doctorstitels, dat is de andere kant van Wenen. La Pianiste gezien?

March 15, 2004

Pillow Book: Tim heeft werk

Pillow Book, 2004-03-15

Lieve Tim,

Je hebt werk, zei je in je mailtje. “Een aanbod dat je niet kon weigeren”. Het deed me glimlachen van herkenning. Ik had misschien ook beter geweigerd, maar dat doe je niet. Als je geen werk hebt en een aanbod krijgt zeg je danku. Het ligt trouwens niet aan mijn werk, maar aan mij. Ik heb het zo moeilijk om die façade op te houden. Vroeger dacht ik dat ik raar was, maar ik pas er gewoon niet. Muziek, schrijven, kunst, zelfs koekjes bakken thuis voor de kinderen zou ik beter kunnen.
It pays the rent.

March 13, 2004

Pillow Book: Je deed me wel pijn toen we vrijden

Pillow Book: 2004-03-13


Je deed mij wel pijn toen we vrijden. Ik zei je gewoon van niet. Op dat moment leek het alsof het mij niet kon schelen (ik kon mij trouwens niet schelen). Maar wij, ik kon ruiken dat wij potentieel hadden. De pijn was iets dat fout aan het lopen was, en je hebt zo min mogelijk fout nodig in het begin. Dus ik zei nee. Er is wel iets niet helemaal pluis. Het verwart me. En jou verwart er ook iets. Maar niet ik.

March 07, 2004

Pillow Book: Soms schikken de zinnen zich

Pillow Book: 2004-03-07


Soms begin je te schrijven en schikken de zinnen zich naar het materiaal. Vaak zijn de ideeën op een treinbiljet de zware. Er zoekt iemand naar een notitieboekje, een stuk papier, vindt dan uiteindelijk alleen maar dat, kribbelt, licht geïrriteerd en bang om het stuk te verliezen daarop. Thuisgekomen zoekt hij zijn gedachten, de puzzelstukjes voor een beter leven, of vindt ze misschien pas een paar dagen later in een jaszak. Er blijven er bibberig geschreven diagonale flarden over, waardeloos of gewoon onleesbaar.

En ik had dus beter mijn Weens briefpapier gebruikt want misschien had het mijn gedachten geordend. Tegen de setting koffie en een laptop met een kaars ernaast – het vloekt op zich al – kan ik wellicht niet op. Er is een heel geconcentreerde, doorgewinterde schrijver voor nodig om door materiaal heen te kunnen kijken. Het is een kunst om te schrijven wat je wil.

Hoe je me deze week hebt gezien hoor je me niet te zien. Je m’en veux je m’en veux. Die weinige regels zijn er om niet te overschrijden, verdomme. Zoals naaktheid; het is misschien niet erg dat ze gezien wordt, maar ze tonen is moeilijk. Mijn zinnen zijn zo bloot. Het was prettig je te zien. Ik had niet moeten komen. Ik was te nieuwsgierig om niet te komen. ‘k Heb dus toch nog onbeheerstheid en impulsiviteit te kortwieken. Het voelde alsof ik bij jou mocht binnenkijken, en mijn hak was wankel, en door op die schutting te kruipen is hij gebroken. Ik had het mij toch niet kunnen laten. Bovendien was ik nieuwsgierig naar mezelf, om me te toetsen aan de werkelijkheid. Dat lukte niet helemaal, te wankel, onbetrouwbare resultaten.

Tram 3 gaat bij jou voorbij en ik heb zin om hem te nemen en iets in je bus te dumpen. Een doos olifantjes; bouchées, zodat je er weer hebt, want ik heb je laatste opgegeten.

Bij elke telefoon schrik ik op. Elk bericht kan er een van jou zijn. Hij is het nooit (hij is het wel/ jij bent het nooit).